Black bile (Greek: µέλαινα χολή, melaina chole), also lugubriousness, from the Latin lugere, to mourn; moroseness, from the Latin morosus, self-willed, fastidious habit; wistfulness, from old English wist: intent, or saturnine, was a concept in ancient and pre-modern medicine. Melancholy was one of the four temperaments matching the four humours. In the 19th century, "melancholia" could be physical as well as mental, and melancholic conditions were classified as such by their common cause rather than by their properties.
Met het comfort en de souplesse van een trio kosmonauten in een Sovjetrussische ruimtecapsule resideert in mijn hoofd een frêle kathedraal van puntige tandenstokers. De tempel staat niet als een huis, veeleer zweeft hij heen en weer tussen geluidsdempende wanden, die doen denken aan de op het veld van een flipperkast aanwezige doelen die dienen aangeschoten te worden. Af en toe sneuvelt er een tandenstoker tijdens het bouncen, wat een pijnlijke steek in het hoofd veroorzaakt. Migraine ontstaat door het ineenstorten van de volledige kathedraal. De heropbouw kost tijd en energie. In de middenbeuk woont sinds jaar en dag de sakkerse amygdala, de splijtzwam die mij nooit kan doen kiezen. Ik vecht nooit, ik vlucht altijd. Te weinig man. Teveel diplomaat. Teveel de kerk in het midden houden. De cirkel is rond, maar ik draai chronisch vierkant.
Dát zou nog eens handig zijn, een aangeboren externe harde schijf voor hoogsensitieve mensen. 1 terabyte of iets in die buurt. Genoeg om de registraties van al mijn antennes op te slaan. Ik sla nu alles centraal op, heel mijn leven lang al sla ik alles op met een inwendige bandopnemer, alles vloeit naar de harde schijf die al eens crashte onder een woeste lawine van indrukken, gewaarwordingen, gedachten, details, geuren, kleuren, geluiden, noise, tactiliteiten, blikken en dies meer. Mijn harde schijf is er steeds maar trager door gaan draaien. Ik registreer alles. Ik voel alles, merk alles, hoor alles, zie alles, ruik alles. Ik zie dingen die de meeste mensen niet zien. Ik speel met woorden zoals Lionel Messi jongleert met een voetbal. Mijn woordenschat is immens en voor elke nuance heb ik een ander adjectief klaarzitten. Ik ben enorm gevoelig voor sfeer en spanning. Ik ruik een complot vanop kilometers afstand, op het paranoïde af. Ik voel wanneer mensen over mij bezig zijn. Ik onthoud alles. Mijn hoofd zit vol parate kennis, statistieken, atletiekrecords, jaartallen, oude feiten, nieuwe feiten, oneliners, Latijnse gezegden en woordbetekenissen. Van elke persoon die mijn gezichtsveld passeert, neem ik een röntgenfoto. Niets ontgaat me, de kleur van de schoenen, de wallen onder de ogen, het montuur van de bril, het parfum, de kleur van de lipstick, de kleur van het rekkertje in het samengebonden haar, de oneffenheden van de snijtanden, de zomersproeten, de oorringen. Ik vergeet nooit de kwetsende dingen die iemand mij ooit vertelt. Ik weet nog perfect wie het gezegd heeft, waar het gebeurd is en wat de exacte bewoordingen waren. Ik ben een wandelend Access-programma. Ik heb geen filters, geen sluizen, ik beschik niet over een gatekeeping functionaliteit. Mijn hoofd zit vol onuitwisbare records. Ik ben de man die alles noteert.
Gaby overwoog om met haar studie psychologie te stoppen omdat ze merkte dat het studeren haar steeds meer energie kostte. Haar concentratievermogen was laag, ze nam de leerstof niet meer zo makkelijk op als voorheen en ze voelde zich steeds langere periodes down. Toen Gaby haar dagelijks leven schetste, bleek dat niet haar studie de oorzaak was van haar lage energiepeil, maar de instelling waarmee ze een hoop andere dingen daarnaast deed. Ze was zo bezig met het vervullen van andermans behoeften dat ze haar eigen behoeften verwaarloosde. Gaby had een lange periode medestudenten geholpen die geen woonruimte konden vinden. En ze had een paar mensen om zich heen in wie ze veel tijd en aandacht stak, haar vriend die heel onzeker was, een vriendin die vaak problemen had, en een tante die hulpbehoevend was. Deze mensen kostten haar zoveel tijd en energie dat ze geen ruimte meer maakte voor eigen ontspanning. Ze was bijvoorbeeld gestopt met badminton. Gaby was met haar hoogsensitieve aard voortdurend voor anderen aan het zorgen en kon ogenschijnlijk alles hebben. Totdat ze plotseling paniekaanvallen, hartkloppingen en last van benauwdheid kreeg. Onderzoek door haar huisdokter wees geen fysieke oorzaak aan, het zou misschien hyperventilatie kunnen zijn. Inmiddels zat Gaby veel alleen thuis, want zowel haar vriend als haar vriendin wist geen raad met een hulpbehoevende Gaby. Opvallend was dat beiden al snel andere gegadigden vonden om hun problemen mee te delen en haar niet meer nodig hadden. En ook de tante van Gaby had binnen korte tijd goede professionele hulp gevonden. Gaby ging lezen over wat de mogelijke oorzaken zouden kunnen zijn van haar paniekaanvallen. Ze leerde dat een juiste ademhalings- en spierontspanningstechniek kon helpen, dat zelfonderzoek belangrijk was en ze zocht begeleiding. Haar paniekaanvallen leken uit het niets voort te komen en dat maakte het extra bedreigend. Als ze erover praatte verkrampte ze al. Aan iedere gedachtestroom hangt een innerlijke film die doorlopend doorgaat, ook al ben je je daar niet van bewust. Ademhaling, hartslag en bloeddruk reageren steeds op je innerlijke belevingswereld en op je omgeving. Hoe meer opjagende gedachten je hebt, hoe meer spanning je hebt in je energiesysteem. Hoe meer je heftige emoties onderdrukt, hoe meer die spanning wordt opgevoerd. Gaby's gedrag en gespannen lichaamshouding verwezen naar oude, onderdrukte angst, maar ze zei dat ze niets ergs had meegemaakt en dat ze beslist geen bangig type was. Gaby had wel gemerkt dat ze zich de afgelopen jaren steeds vaker onzeker, uitgeblust en treurig was gaan voelen. Toen ik Gaby vroeg vanuit haar intuïtieniveau te kijken naar wat een van de oorzaken zou kunnen zijn van haar voortdurende innerlijke spanning, zag ze meteen haar oma door wie ze min of meer opgevoed was en die altijd aan het schoonmaken was. Ze had een warme relatie met haar oma en het was duidelijk dat ze goede aandacht en liefde had gehad van haar. Maar de onbewuste identificatie met haar oma deed haar geen goed. Ze begon te voelen dat ze veel overgenomen angsten bij zich droeg. Ze kreeg inzicht in al die momenten waarin haar oma van alles strak en perfect organiseerde en uitputtend aan het boenen was. Ze had dat altijd gewoon gevonden, ze wist niet anders, maar kon nu het benauwende ervan voelen en de onderliggende angst van haar oma die op haar oversloeg als kind. Ze herkende de innerlijke paniektoestand van haar oma, begon die in zichzelf te voelen en kon doordat dit boven water kwam, chronische spanning loslaten. Toen Gaby intuïtiever ging leven leerde zij zich meer open te stellen voor haar ontvangende kant. Naarmate er meer evenwicht kwam tussen geven en ontvangen verdwenen haar benauwdheidsaanvallen helemaal. Twee jaar later was Gaby nogaltijd iemand die veel gaf. Maar dit was nu in evenwicht met haar vermogen om te ontvangen. Ze gaf door wie ze was, door haar interesses, haar talenten en haar vermogen om om anderen te geven, door hoe ze kon luisteren én door te ontvangen en de manier waarop ze een ander haar vertrouwen schonk. Haar geven was nu niet alleen een bijdrage voor haar omgeving, het droeg ook bij aan haar eigen gevoel van welzijn en haar ontwikkeling. Haar intuïtie werkte beter wat de mensen betreft die ze in haar leven wilde toelaten. Door haar andere instelling trok ze andere vrienden aan, mensen met wie ze echt wat kon delen, die konden genieten van het leven en die ook iets wilden bereiken. En met haar nieuwe vriend speelde ze niet de verzorgster, dat was ook niet nodig want het was iemand die goed voor zichzelf zorgde. Ze deed haar studie weer met veel interesse en ze was opnieuw gaan badmintonnen wat haar energie en plezier gaf. De angst voor haar hoogsensitiviteit verdween. In plaats daarvan begon ze de intuïtieve seintjes die ze daardoor kreeg steeds eerder op te merken en op waarde te schatten.
Bron: Carolina Bont, Hoogsensitiviteit als kracht, Kosmos, 2005
Ik heb de tijd nog meegemaakt - als tiener - dat een katholiek instituut annex uitvoerend karmelietencollege mij meende te moeten drillen in de obstinate leer der (schijn)heiligheid. Ik zie ze nog voor me, de schuimbekkende saffraanpaters die op het einde van de schoolweek riekten naar de misselijkmakende lijfgeur hunner zelve. In dezelfde verdoemde periode leerde ik ook de tegenpartij kennen, de Contra's - linksgezinde, vrijgevochten en gehuwde leraren - die hun ideologie met al even grote koppigheid predikten tijdens de lessen geschiedenis, Latijn, Grieks en Nederlands. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik nergens meer stellingen ingepeperd kreeg dan tijdens de les wiskunde, al betrof het nooit een politieke. Gödel, Euler, Pythagoras, Banach & Tarski, Riemann, Harnack,... ik zie ze nog altijd graag. Hun theorema's ben ik vergeten, in tegenstelling tot hun manier van denken. Stuk voor stuk fijne mensen, die alles en iedereen in vraag stelden. Om maar te zeggen: ideologische en andere hardnekkigheid schuilt in elke hoek.
Toentertijd, in volle heen-en-weer-geslingerd-worden-tijd tussen betweters van divers pluimage, is bij mij het besef gegroeid dat kritisch denken - altijd, overal - een basishouding in mijn leven moet zijn. Ik ben een criticus. Ik geloof niets. Ik denk. Ik denk na. Ik vermoed, tot bewijs van het tegendeel. Ik spreek altijd met twee woorden. Ik inducteer en deducteer dat het een lieve lust is. Ik weet dat ik weinig tot niets weet. En net daardoor weet ik immens veel. Zij, die weten dat ze niets weten, zijn de echte slimmeriken. Leve het kritische denken. Leve de uitdrukkingen het zou kunnen, tot nader order, voorlopig, tot bewijs van het tegendeel. Al ben ik, bij nader inzien, van dat laatste helemaal niet zeker en zo hoort het.
Was het de listige eenzaamheid op zaterdagavond die geduldig haar moment afwachtte en als een duivel uit een doosje toesloeg? Een judowedstrijd van een paar uur op een tatami van zelfbeklag en lichtgeraaktheid. Kumi kata na kumi kata afgeweerd. Beenveeg na beenveeg ontweken. Houdgreep na houdgreep geneutraliseerd. Te koppig om af te kloppen. Na de veeleisende kamp een diepe, eerbiedwaardige buiging naar mezelf. De vuist in de lucht. Tranen van blijdschap. De beestjes in mijn hoofd hebben me voor het eerst niet klein gekregen. Ergens is er iets veranderd. Ben ik veranderd? Heeft iemand mij veranderd? Wie het ook is: dank, dank, dank.
Het is tijd voor een ode aan mezelf. Aan mijn gehate en geliefde hoogsensitiviteit. Ik heb 100 antennes die dag en nacht signalen van alle slag opvangen, ongekuist, ongefilterd. Ik capteer veel. Ik registreer veel. Ik weet veel. Ik voel veel, ik voorvoel veel. Ik voorspel veel, vaak akelig precies. Ik raak 100 keer zo vaak onder de indruk als de meeste anderen. Dat maakt dat ik veel meer tijd nodig heb om die indrukken te verwerken. Een nachtuil word je niet out of the blue. Weinig mensen kunnen zich invoelen in hetgeen ik voel. Maar er zijn er. Ik vóel dat ze lotgenoten zijn of ze zeggen het gewoon zelf. Het zijn stuk voor stuk prachtige, gevoelige, monumentale mensen. Monumenten van mensen. Moments in life is voor mij een heerlijk troostend filmpje. Zoveel momenten waarbij ik zo lang bleef stilstaan... en daardoor noodgedwongen the train of life miste. Een en ander maakt dat ik mij niet bijster thuisvoel in het 'normale' leven dat de meeste mensen leiden (lijden?). Ik loop er regelmatig verloren. En haast niemand die het ziet. Tenzij die prachtige mensen van zo-even.
Ik ben een gorgiaan, als het woord al bestaat. Ik heb iets met knopen. Mijn darmen lagen al op mijn zesde in een knoop. Op mijn achttiende volgden mijn hersenen. Reeds als embryo moeten mijn handen hopeloos in een knoop hebben gelegen. In de lagere school was ik als de dood voor losgekomen schoenveterknopen, want veters knopen kon ik toen nog niet. Met schaamrood op de wangen naar de meester om mij uit mijn lijden te verlossen. Dat soort toestanden.
De cerebrale knopen zijn de interessantste. Ze oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit. Ik denk me meer te pletter dan me lief is. Neem nu bijvoorbeeld het verhaal van Poe. Een man wordt vlak voor hij sterft onder hypnose gebracht. Wanneer hij uit de hypnose ontwaakt, zegt hij zelf dat hij dood is. Ik ben al heel mijn leven met dit vraagstuk bezig.
Ze zitten in blisters. Het woord alleen al doet me rillen. En ze zijn allemaal even groot. Alsof alle mensen gelijk zijn. Tussenstappen zijn er niet. Je springt van de ene naar de andere, zoniet val je in een kloof de Marianentrog waardig. Ze bestaan alleen maar in 50, 75 en 150. Ik heb niet te kiezen. Hooguit kan ik opbouwen of - laat het waar zijn - afbouwen. Eergisteren dook ze in mijn droom op, toen ik haar al maanden, ja zelfs jaren, verdreven dacht te hebben. Maar plots stond ze weer op mijn netvlies gebrand, de feeks, de heks, de hoer. Sindsdien praat ik af en toe weer in raadsels. Gaan de wenkbrauwen terug aan het fronsen. Lopen ze als in de goede oude tijd met een woordenboek onder de arm, op weg naar mij. Zoek het op. Proef mijn genialiteit. Voel mijn waanzin. Hypnagoge rebellie. Anamoforen. Teratologie. Fylogenese. Katecholaminergische neuronen.
Laatste reacties