De antennes draaien op volle toeren. Ik heb nooit anders geweten. Dag en nacht capteren ze, alsof op elk moment een marsmannetje in deze uithoek van het melkwegstelsel kan landen. Zelfs wanneer ik me ontspan, spannen ze zich op en in. Elke noot muziek uit mijn oortjes in mijn oren, terwijl ik fiets om de mensheid te ontvluchten, kan zwaar te moede werken. Reusachtige werelden openen. De piekermachine in gang zetten. Een gat in het zwarte vat genaamd melancholie prikken, onstelpbaar en ondeelbaar. Van elke passant nemen mijn hersenen een foto en slaan die keer op keer op. Laag boven laag, deze duim op deze duim en zo klim ik naar boven. Elk huis, elk geluid, elk aanplakbord, elke windvlaag, elk woord kan de trekker en de trigger zijn van overprikkeling van alle slag.
Een lange rechte lijn, gegoten in fluisterasfalt. Mensen van verre detecteerbaar. Schrale zijwind. Wolkenpartijen adembenemend mooi. Bij elk liedje span ik een kilometerslange wasdraad en hang herinneringen en associaties op. Gekkenwerk. Werk van een gek. In mijn hoofd zwemmen de hersenen in badschuim om olfactorisch gek van te worden. Het asfalt draagt onvermijdelijkheid in zich. Een schim duikt op in de verte. Het is iets, neen, het is iemand. Het komt dichterbij. Hij komt dichterbij. Of zij. Of ze. Straks is het onontkoombaar. Er zijn geen ontsnappingsroutes. En omkeren is laf. Dan moet je voorblijven. En dat met een genadige rugwind.
Onder de linkeroksel van de Koppenberg staat een imposant huis, weggestoken in een doodlopende straat met welgeteld 1 huisnummer. Een prachtig staaltje architecturale eigenzinnigheid. Daar woonde een vrouw met kinderen. Rijke man met topfunctie verdiende overdag sloten geld in de koffer van zijn BMW. Vrouw raakte in een dipje. Familie en vrienden trachtten haar op te beuren. Niks aan de hand. Goedbedoelde praatjes uit een andere wereld. De vrouw zakte dieper weg vanop haar berg. Vanaf mijn fiets zie ik in de verte het verborgene opduiken. Krantenartikels, rubriek streeknieuws. Vrouw doodt kinderen en pleegt daarna zelfmoord. Niemand begrijpt.
Ik zou graag minder weten en vooral minder voelen. Mijn hersenfabriek - ik zeg maar wat - drie weken jaarlijkse verplichte collectieve sluiting gunnen. Dat laatste zit er evenwel niet in. Ik kijk uiteindelijk weg van het huis, de andere kant op. Maar ook daar regent het associaties. Herinneringen aan het vrouwtje van 109. Het huisnummer welteverstaan. De avonden dat ik hardnekkig aan haar moest denken na een op zich neutrale passage aan haar voordeur.
Alles komt binnen en wat erger is, gaat nooit meer buiten. Op een dag doet mijn kop van plof. Of word ik een geniale gek. Slaap zacht, John Nash.
Laatste reacties