Probeer maar eens een fatsoenlijke tekst te schrijven wanneer het sinusslijm onophoudelijk komt aanrollen en de dozen kleenex degradeert tot gevouwen bootjes die dobberen op het ritme van een bonkende voorhoofdsholte.
Van alle antennes in mij is de linkerkuit de meest fidele. Als die pijn doet bij het samentrekken van de spieren, heb ik het vlaggen. De ziekte woont binnen wandelafstand. Ik hoef de voordeur maar achter me dicht te trekken en hooguit 48 uur te stappen in een baan om de passerpunt, die mijn dunne darm doorpriemt.
Wanneer alles in mij een beetje synchroon mank loopt - mijn lichaam laat me op dat vlak zelden of nooit in de steek - steekt de geknelde zenuw haar kop op in de linker schouder. Al ben ik een rustig en gezond hibernerend specimen, ik hang vol met teveel zenuwen op te weinig plaats. Daardoor is het in mijn geval maar een kleine stap van omknelling naar knelling. Ik ben, op de keper beschouwd, gekneld en gekweld.
Mijn handen zijn hopeloos te klein. Armworstelen is de angel van mijn faalangst. En toch schrijf ik.
Laatste reacties