Daar rijt weer een oude wonde open, dacht ik toen de man op de radio zijn traumatische tienerjaren te berde bracht. De geïnterviewde bleek filosoof van opleiding te zijn, meer nog, hij had het geschopt tot doctor in de wijsbegeerte. Met de nodige dignitas en niet gespeend van een gezonde dosis stoïcisme sprak de stem boekdelen vol wijsheid. Ja, hij was het kneusje van de klas geweest destijds, zo'n laatbloeiertje met pygmeeïsche trekjes die na schooltijd in het fietsenhok werd opgewacht door reuzen van veertien met knokkershanden. Decennia later had hij zich opgewerkt tot de hoogste regionen van de geleerdheid, rechtgekropen uit de modder, de trauma's afgestofd, de 34 wervels van de ruggengraat weer in de juiste volgorde ineengestoken. En dat allemaal zonder gevoelens van revanche of een opgestoken middelvinger.
Mutatis mutandis. In tempore non suspecto. Nog een jongen van pakweg veertien. Fietshok. Geen opwachters, maar doorgeknipte remkabels en verluchte ventielen. Of toen de dieren nog spraken: doorkliefde zwembaden, met touw vastgeknoopte handen op de rug, beten in het zand, doorprikte voetballen, apartheid. Als je nu hard wegfietst en het aan je ouders gaat vertellen, hoor je definitief niet meer bij ons. Als je blijft, blijf je een van ons.
Ik ben als een duivel weggefietst.
Laatste reacties