Poëzie is een bodemloos vat salpeterzuur dat zich niet in de kiem laat smoren door tien dichtende vingers. Ik bedacht dit stilzwijgend in de auto, een minuut nadat ik een overstekend konijn had getoucheerd en in de achteruitkijkspiegel de contouren van een vers kadaver bij kunstlicht aan het wegdek had zien kleven. Nochtans was de bocht naar rechts flauw en had ik me plichtsbewust aan de wetten van de bebouwde kom gehouden. Maar het konijn, dat me met zijn grote oren en nachtkijkers had horen naderen, stak over, net voor de motorkap. Konijnen houden van gevaar. Ze tarten het noodlot op onnavolgbare wijze. Hun startsnelheid laat hen zelden of nooit in de steek. Bij hoge uitzondering belanden ze in de stoofpot.
Katten daarentegen zijn uitgerust met een souplesse waarvan volbloed rammelaars alleen maar kunnen dromen. Echter, hun daaruit voortvloeiende hubris nekt hen vaker dan hen lief is. In elke straat wonen ouders van verongelukte katten. Kattenkerkhoven zijn de columbaria van de werkmens. Het species mens heeft het niet begrepen op de katachtigen. Alleen al het woord katachtige ademt dedain uit. Idem dito met de uitdrukking 'een kat in een zak kopen'. Ik heb ooit als kind mijn vader een kat zien afslachten in de garage met behulp van een spade. Na de schermutselingen leek het alsof een graffiti-debutant een paar flessen ketchup had leeggespoten op de witgekalkte binnenmuren.
Er bestaat niet zoiets als een kattenjacht. Op konijnen echter wordt gejaagd dat het een aard heeft, de kogelriemen volgepropt met kogels van elke diameter, het konijn in het vizier van het karabijn. Jagers zijn jaloers op hun prooi, precies daarom knallen ze ze af. Niets houdt de Hubertus-vriend tegen. Hij ploetert door sloten en beken, slalomt langs koeien, doet van limbo onder prikkeldraadvenijn, scheurt van hot naar her in een dure Land Rover met een achterbank vol soldaatjes en richt de loop niet naar beneden als er kinderen in de buurt zijn.
Het konijn, de held van de prairie der Lage Landen, laat het niet aan zijn hart komen. Met zijn hagelwitte tanden - alweer geen toevallige uitdrukking - lacht hij de rechtoplopende tweevoeter uit. Hij heeft soldaten, maar ik heb een leger, gniffelt hij.
Laatste reacties