Terwijl mijn tubes het diepblauwe asfalt van het jaagpad naast de Schelde zoenen (verboden toegang uitgezonderd aangelanden etcetera blablabla), maak ik me deze bedenking: alles in het leven draait om bochten. Op dat hoogsteigen moment, stroomafwaarts en binnenwaarts, neem ik er eentje. Een bocht. Het is de laatste bocht voor O.
Bocht. Een woord dat niet gezellig klinkt, veeleer schlemielig. Bocht doet me altijd denken aan het woord verstopt, in de betekenis van verstopte leidingen. Bocht klinkt in mijn oren als het falen van een lavabokolkje, genekt door een putje vol herenscheersel en damesokselhaar. Bocht is loodgietersjargon. Loodgieters klinken niet palatalig, gemouilleerd of nasaal. Loodgieters klinken spelonkerig. Vast van al dat bochtenwerk.
Bij nader inzien zijn bochten alomtegenwoordig. Het wegennet. Het maag- en darmstelsel. Het herzien van een mening. De bocht van Vorst. Riool- en afvoersystemen. In een wijde bocht om iemand heen lopen. Een substantie van slechte kwaliteit (bucht heb ik altijd geleerd). De bocht in de baarmoeder (anteflexio, retroflexio, lateroflexio). Het deel van de vishaak. Een weiland. Een inham. Een kreek. Een curve (Gaus!), een buiging (Volondat!), een draai (rond uw oren!), een kronkel (alweer, in mijn hersenen), een kronkeling, een golf (surfing on sine waves). Het eind van een touw of staaldraad (een yasminetje doen).
Bestaat er nog zoiets als rechtlijnigheid? Iedereen gebaart van krommenaas.
Laatste reacties