Het moet gezegd. De Baardman is uit mijn leven verdwenen, in tegenstelling tot de immer onuitroeibare Charles Ducal, Dichter des Vaderlands en nog zoveel meer. Baardman zal ik nooit met naam en toenaam omschrijven, die eer gun ik hem niet. Ducal zal ik nooit ontmaskeren als Frans Dumortier, daarvoor is mijn respect voor hem veel te groot en het zijne voor mij te nietig en microscopisch. Toch vereerde hij mijn Stad een paar maanden terug met een bibliothecair bezoek, maar ik gaf, zoals het een collega-dichter betaamt, uiteraard verstek. Een dichter mag nooit te dicht komen, tenzij het Leonard Nolens betreft.
Het was met een onvermoed gestrekt been dat ik die middag twee hoog stootte op een blauwe map vol probeersels uit eigen kweek. Nogal wat ongerijmde gedichtjes uit 2008, hetgeen mijn huidige Muze tot de uitspraak verleidde 'in dat jaar moet je wel heel diep gezeten hebben'. Waarop ik: 'ik zit altijd diep en soms zit me dat hoog'. Einde discussie. Een dichter kan nooit ongestraft de grappigste zijn thuis.
Hier, vanuit mijn raam, registreer ik het dagelijkse leven in een straat die klinkt als een spelonk. Naaldhakken - wat stappen vrouwen bij nader luisteren angstwekkend metronomisch - vormen de achtergrondmuziek van mijn zinneloze dagen. Vaker dan mij lief is word ik afgeleid, als betrof het een gekaapte 747. Ik weet dat ik het mezelf toebreng. Het zou niet mogen zijn en dat het gauw winter wordt vormen geenszins een oplossing voor mijn probleem. De Franse rode wijn links van mijn toetsenbord, uit 2012 en €4,95 geprijsd, is dat evenmin.
De oplossing is niet citius, ook niet fortius. Ik moet altius. Het dagterras is mijn nieuwe target.
Laatste reacties