Ik stond niet alleen in mijn utopische droom, ik was in het gezelschap van een groep mensen, laat ik ze romantische positivisten noemen, die geloofden dat met genoeg aandacht en therapie van de liefde een minder pijnlijke, zelfs bijna gezonde ervaring gemaakt kon worden. Deze verzameling psychoanalysten, predikers, goeroes, therapeuten en schrijvers erkende weliswaar dat de liefde veel problemen met zich meebracht, maar meende dat er voor echte problemen even echte oplossingen moesten bestaan. Geconfronteerd met de misère van de meeste gevoelslevens probeerden romantische positivisten oorzaken aan te wijzen - een eigenwaardecomplex, een vadercomplex, een moedercomplex, een complexencomplex - en remedies aan te dragen. Hamlet zou aan zijn lot hebben kunnen ontsnappen met behulp van een Jungiaanse psychiater, Othello zou zijn agressie op een therapeutisch kussen hebben kunnen uiten, Romeo had een geschikter iemand kunnen vinden via een relatieadviesbureau, Oedipus had zijn problemen in gezinstherapie kunnen bespreken.
Waar de kunst een morbide obsessie had met de problemen waarmee de liefde gepaard ging, richtten de romantische positivisten zich op de zeer praktische stappen die genomen konden worden om de meest voorkomende oorzaken van smart en hartzeer te voorkomen. Vergeleken met de pessimistische opvattingen van het grootste deel van de westerse romantische literatuur traden de romantische positivisten naar voren als dappere pleitbezorgers van een verlichtere en meer vertrouwen uitstralende aanpak op een terrein van de menselijke ervaring dat van oudsher aan de zwaarmoedige verbeelding van verloederde schrijvers en psychotische dichters was overgelaten.
Kort na Chloés vertrek kwam ik in een rek in een stationsboekwinkel een klassieker uit de romantisch positivistische literatuur tegen, een werkje van een zekere dr. Peggy Nearly dat de titel The Bleeding Heart droeg. Hoewel ik snel terug moest naar kantoor kocht ik het boek toch, aangelokt door de roze achterkant met de vraag: 'Moet verliefd zijn altijd betekenen dat je pijn hebt?' Wie was deze dr. Peggy Nearly, een vrouw die stoutmoedig kon beweren dat ze het antwoord op zo'n raadsel wist? De eerste bladzijde van het boek bracht uitkomst. Ze was 'afgestudeerd aan het Instituut voor Liefde en Menselijke Relaties in Oregon, momenteel wonend in San Francisco, waar ze zich bezighoudt met psychoanalyse, kindertherapie en relatiebemiddeling. Ze is schrijfster van talrijke boeken over emotionele verslaving, alsmede over penisnijd, groepsdynamica en pleinvrees.'
En waar ging Het bloedend hart over? Het boek vertelde het ongelukkige maar optimistische verhaal van mannen en vrouwen die verliefd werden op ongeschikte partners, die hen wreed behandelden, emotioneel onvervuld lieten of aan de drank raakten en gewelddadig werden. Deze mensen hadden onbewust een verband gelegd tussen liefde en lijden en bleven maar hopen dat de ongeschikte types die ze hadden uitgekozen om te aanbidden zouden veranderen en van hen zouden gaan houden zoals het hoorde. Hun leven ging te gronde aan het waanidee dat ze mensen konden veranderen die van nature niet in staat waren aan hun emotionele behoeften te voldoen. Nog voor het derde hoofdstuk had dr. Nearly uitgelegd dat de wortels van het probleem bij falende ouders lagen, die deze onfortuinlijke romantici een verkeerd begrip van het affectieve proces hadden gegeven. Dat ze nooit van mensen hielden die aardig tegen ze waren kwam doordat hun vroegste emotionele banden hun hadden geleerd dat liefde onbeantwoord en wreed moest zijn. Maar door in therapie te gaan en met hun jeugd in het reine te komen konden ze de wortels van hun masochisme begrijpen en inzien dat hun verlangen om ongeschikte partners te veranderen slechts een overblijfsel was van een infantielere fantasie om van hun ouders fatsoenlijke zorgverleners te maken.
Bron: Alain de Botton, Proeven van liefde, 1993, Contact, p 225-227
Laatste reacties