Ik moet fair blijven tegenover mezelf en die obsessieve drang tot eerlijkheid en openheid dwingt mij om tot bekentenissen over te gaan. Ik veel veel mensen niet. Meer nog, ik veel veel mensen op dezelfde plaats niet. Ik ben agorafoob. Mutatis mutandis geldt mijn pleinvrees ook in autofiles, op overvolle treinperrons, in troostloos lange kassawachtrijen en aan de ellenlange haak van helpdesklijnen. Mensen, de meesten lust ik niet. Grote mensen, daar kan je beter soep van koken.
Nochtans, na wat dieper nadenken hier en nu, dien ik mijn these van hierboven aan te passen. Soms, heel soms, verdraag ik wél samenscholingen op kleine oppervlakte, met name in bibliotheken. Bibgangers zijn uit de aard der zaak geletterd - laat ons daar gemakshalve van uitgaan. Dat scheelt een slok op een borrel. Het ijsblokje in de whisky on the rocks koelt net voldoende mijn aversie jegens soortgenoten en daarbij helpt eerlijkheidshalve in niet geringe mate de volmaakte stilte die in bibliotheken wel eens pleegt te hangen.
Met weemoed denk ik terug aan prehistorische tijden, het gouden tijdsvak der onontdekte eilanden en spontane hunkeringen naar solitude, eclecticisme en elitarisme. Vaker wel dan niet wens ik dat anderen mijn uniciteit spontaan zouden erkennen, met inbegrip van zonder enige vorm van geweld of aanspraak verworven Lebensraum.
Laatste reacties