Terwijl ik alles blijf noteren, blijven de demonen me onvermoeibaar destabiliseren. Een mug landt op mijn rug, terwijl ik denk dat een menselijk wezen van vlees en bloed op de schouder klopt. Ik ontvlucht de hitte, sluit de deuren, laat de rolluiken driekwartstok hangen, maar toch loopt de temperatuur op tot haast 28 graden. Ik haat het klimaat, af- of aanlandig, het maakt niet uit, ik haat het. Nooit heerst hier de wet van de normaliteit. Altijd té. Niemand of niets kan hier de maat houden. Een zee-eend strijkt neer op het dak van smeltend roofing. Het zal haar leren. Hitte hangt hier als jongeren op een onbewaakt kerkhof. Uitpuilende buiken in een volkscafé: ik ben na één sangria, twee cola's en één plat water de tel kwijtgeraakt. Mijn papier is op. Turfstreepjes op mijn buik. Het is hoog tijd voor september, voor de terugkeer van levenloze plichtplegingen, invallende duisternis vóór prime time, iedereen weer achter zijn of haar gordijntje van niemand mag weten wie ik ben. Ik zet alles betaald op de rekening van de vergelding. Ik hunker naar Maurice, de heruitvinding van het diepte-interview, de microfoon op de keel. Waar was u in de nacht van 5 mei 1943? Waar? Zeg het! Dat was mijn vraag niet! 5 mei 1943, denk eens goed na.
Dan komt de nacht. De plasser verklikt gelukkig nog steeds het urinoire alarmpeil. Ik sta meermaals op voor een lozing zonder zaad. De daad staat droog. Ooit komt de dag dat de interne gek de hand overhaalt om de trekker over te halen. Zothuis.
Laatste reacties