Het moet halverwege de jaren '80 geweest zijn. Vijfde of zesde middelbaar, ik wil er van af zijn. We waren met zijn vieren die namiddag, netjes verdeeld in een duo Latijn-Grieks en een duo Latijn-Wiskunde. Twee talenknobbels en twee wiskundige genieën, die bij hoge uitzondering de toelating van de Inrichtende Macht hadden gekregen om tijdens de reglementaire lesuren de school te verlaten en deel te nemen aan een prestigieuze opstelwedstrijd die werd georganiseerd door de Rotary Club Leuven.
Vanuit Haasrode fietsten we als jonge veulens doorheen het voorgeborgte van Leuven tot aan de fabriekspoorten van Philips. In de reusachtige mensa, waar toen het syndicalisme nog van de muren droop en een geur van boterhammen met choco en confituur hing, zat achteraan aan een lange tafel het praesidium van -uitsluitend mannelijke- Rotary bobo's, badend in een heet bad eigendunk. Netjes in het pak. Gebalsemd met vervallen eau-de-cologne. Rolstoelen, wandelstokken en rollators veilig weggeborgen in het achterliggende lokaal.
Een mager en gezond regiment potentieel nieuwe vaandeldragers -en draagsters van de Vlaamse literatuur binnen het Nederlandse taalgebied pende zich de ziel uit het tengere lijf. Hoop en al waren we met 75 jongens en meisjes, de meisjes zonder onderscheid zij aan zij vooraan, de jongens achteraan. Meisjes waren stuk voor stuk Strebertjes, dacht ik in die godvergeten tijden in veelvuldige vlagen van zinsverbijstering. En jongens liepen altijd achter meisjes en de feiten aan, een ideefixe dat twintig jaar post factum nog steeds door mijn hoofd blijft spoken.
Op het ritme van een pacemaker tikte die namiddag de tijd weg richting 1700, het uur der bevrijding voor de werkmens en de parasiterende luisjes in de pels van de maatschappij.
Twintig jaar later is de grote Manitoe niet meer en zijn de hardline apparatsjiks doodgebeten door de tand des tijds.
Daniel
Laatste reacties